Uw salaris-
administratie
goed geregeld?

Neem contact op

Intermedis A & A

RVU: laat werknemers een geïnformeerde keuze maken

Geplaatst op: 16-07-2025, 10:17:00

De RVU-vrijstelling wordt ook na 2025 voortgezet. Werkgevers moeten zich realiseren dat deelname vrijwillig en definitief is, stelt Kees Beishuizen. Het is daarom van belang dat de werknemer de keuze voor deelname pas maakt nadat hij of zij volledig geïnformeerd is over de financiële gevolgen ervan.

De RVU-vrijstelling is sinds 1 januari 2021 opgenomen in artikel 32ba van de wet Loonbelasting. De bedoeling was dat deze vrijstelling tijdelijk zou zijn en af zou lopen per 31 december 2025. Eind 2024 is er echter tussen werkgevers, vakbonden en kabinet afgesproken om de RVU-regeling met in ieder geval drie jaar te verlengen. Maar, anders dan de huidige RVU-regeling kent de verlengde regeling geen einddatum. Er is wel om de drie jaar een ijkmoment om te beoordelen of de regeling nog voldoet. De concrete invulling zal terechtkomen in het belastingplan 2026, de contouren van de nieuwe regeling die zeker fiscaal nauwelijks zal verschillen van de huidige regeling, zijn al wel bekend. Reden om de ins & outs in dit artikel nog eens op een rijtje te zetten.

Wie kunnen er deelnemen?

De ambitie van het kabinet is om het aantal nieuwe deelnemers aan de RVU te beperken tot 15.000 per jaar en het streven is bovendien dat alleen mensen met een zwaar beroep er gebruik van maken. De definitie van een zwaar beroep is echter niet in fiscale wetgeving te vangen en het openstellen van deelname is dan ook de verantwoordelijkheid van de sociale partners. Fiscaal gezien kan nu elke werknemer in overleg met zijn werkgever gebruik maken van de RVU mits aan de voorwaarden voldaan wordt.

Het UWV heeft een overzicht gepubliceerd over de deelname aan de RVU in de periode 2021 tot en met 2024.

Het aantal nieuwe deelnemers ligt in werkelijkheid hoger omdat voor de deelnemers gestart in 2021, de RVU in 2024 of eerder beëindigd is. De maximale uitkeringsperiode is immers drie jaar.

Na een aarzelend begin is het aantal nieuwe deelnemers in 2024 tenminste 15.000 (en in werkelijkheid hoger) en hiermee is in 2024 het maximale aantal deelnemers dat gewenst is door het kabinet overschreden. Het zal echter niet zo zijn dat wanneer dit aantal voor het einde van een kalenderjaar bereikt is, deelname niet langer mogelijk is. Indien het aantal nieuwe deelnemers het aantal van 15.000 per jaar overschrijdt, gaan het kabinet en sociale partners in gesprek over oorzaken, gerichtheid en bijsturing.

RVU-heffing

RVU staat voor Regeling voor vervroegde uittreding. De RVU-heffing is een fiscale sanctie en werd in 2005 ingevoerd. In 2006 werd de pensioenrichtleeftijd met de invoering van de wet VPL verhoogd van 60 naar 65 jaar. Met de wet VPL werd beoogd om eerder stoppen met werken dan de 65-jarige leeftijd niet langer fiscaal te faciliteren. De RVU-heffing was bedoeld om de sluipweg naar een VUT-regeling te sanctioneren. Er is sprake van een RVU wanneer een ontslagregeling (nagenoeg) uitsluitend tot doel heeft een financiële vergoeding te geven over de periode van ontslag tot aan pensioen- of AOW-datum. In dat geval is de werkgever een eindheffing verschuldigd van 52% (artikel 32ba wet op de Loonbelasting). Het tarief van 52% komt boven op de loonheffingen over de uitkeringen. Ter financiering van de verlenging van de RVU-vrijstelling wil men het percentage van 52% geleidelijk verhogen naar 68% in 2028. Zonder de RVU-vrijstelling betekent een regeling voor vervroegde uittreding dat door de eindheffing, er voor de werknemer netto weinig overblijft en of de regeling voor de werkgever een kostbare zaak wordt.

Overigens is en blijft het nog steeds mogelijk om, zonder fiscale sanctie voor de werkgever, in het kader van niet-leeftijdsafhankelijk reorganisatie-ontslag om werknemers, enkele jaren voor het bereiken van de AOW-leeftijd te ontslaan en een transitievergoeding mee te geven. Zonder reorganisatie is de RVU de enige optie om de werknemer die stopt voor de AOW-leeftijd, financieel nog enigszins tegemoet te komen.

Vrijstelling van RVU-heffing

Met de RVU-vrijstelling is de 52%-eindheffing op regelingen voor vervroegde uittreding versoepeld, mits de uittreding plaatsvindt binnen 3 jaar voor de AOW-leeftijd. Er vindt geen eindheffing plaats over het gedeelte dat:

* 36 maanden of minder voor de AOW-leeftijd uitgekeerd wordt;
* voor zover dit gedeelte niet groter is dan € 2.273 per maand (bedrag 2025).

Het fiscaal vrijgestelde bedrag wordt jaarlijks verhoogd met de stijging van het minimumloon. Vanaf 2026 wordt het bedrag voor knellende situaties verhoogd met € 300 per maand. Ook hier zullen sociale partners moeten bepalen of er sprake is van een knellende situatie. Fiscaal gezien is ook dat niet in tekst te vangen, zodat de RVU-vrijstelling in 2026 tenminste € 2.573 per maand verhoogd met indexatie zal zijn.

In de huidige regeling behoeft er geen sprake te zijn van zwaar werk en behoeft de regeling niet in de cao te staan. Iedere werkgever kan een RVU-regeling creëren. In de nieuwe regeling wordt de afbakening van zware functies en werkzaamheden gedaan door cao-partijen. De afbakening zal gevalideerd moeten worden door een door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, erkende derde partij. Voorwaarde is ook dat de regeling in de cao opgenomen is. Bij de nieuwe regeling vanaf 2025 kan de werkgever zonder cao geen RVU creëren.

Bedrag van € 2.273 per maand is afgeleid van de AOW
Met het bedrag van bruto € 2.273 per maand wordt beoogd dat rekening houdend met loonbelasting, premie volksverzekeringen en heffingskortingen, het netto-inkomen uit de RVU voor AOW-leeftijd gelijk is aan de netto-AOW voor een ongehuwde.

Overschrijding drempelvrijstelling
De RVU-vrijstelling is een drempelvrijstelling. Wanneer de RVU per saldo leidt tot een hogere uitkering dan € 2.273 per maand, is het meerdere niet vrijgesteld. Ditzelfde geldt voor een RVU-uitkering die eerder start dan 36 maanden voor de AOW-leeftijd. De eerder uitgekeerde termijnen zijn dan belast.

Bedrag in één keer ook mogelijk

Het is ook mogelijk dat de werkgever ervoor kiest om binnen de drie-jaarsperiode een bedrag in één keer uit te keren, mits dit bedrag niet groter is dan het aantal maanden tot aan AOW-datum op het moment van toekenning vermenigvuldigd met het bedrag van € 2.273 per maand. Bij een toekenning 36 maanden voor AOW-datum bedraagt het maximale bedrag dan € 81.828 per jaar. Bij een toekenning, 24 maanden voor AOW-datum is het maximale bedrag dan € 54.552.

Het bedrag in één keer is wel progressief belast in box-I, er is geen bijzonder tarief. En vanaf 2025 kan er ook geen gebruik gemaakt meer worden van de middelingsregeling. Bovendien kunnen bij een éénmalig hoog inkomen ook drempels van allerlei toeslagen in het desbetreffende jaar overschreden worden. Met name het uitkeren van een RVU-bedrag in één keer aan het einde van het jaar kan fiscaal ongunstig uitvallen. Er is immers in dat jaar ook al regulier loon ontvangen. In dat geval is het opportuun om de deelname indien mogelijk uit te stellen tot het begin van het volgende kalenderjaar waarin er geen loon meer ontvangen wordt. De werkgever bepaalt de uitkeringstermijn, per maand of in één keer, de werknemer heeft alleen de keuze deelnemen of niet.

Uitloop van de regeling

De RVU-vrijstelling kent geen einddatum maar kan wel na evaluatie aangepast worden. De voorgestelde regeling loopt in ieder geval tot en met 31 december 2028 maar blijft nog uiterlijk drie jaar van kracht mits de schriftelijk overeengekomen regeling bestond op 31 december 2028. Dit betekent dat werknemers die uiterlijk op 31 december 2031 de AOW-leeftijd bereiken nog gebruik kunnen maken van deze regeling. Op basis van de huidige verwachtingen omtrent de ontwikkeling van de AOW-leeftijd, geldt dit dan voor werknemers geboren voor 1 oktober 1964. Bij een AOW-leeftijd van 67 jaar en drie maanden hebben zij op 31 december 2028, de datum van 3 jaar voor het bereiken van de AOW-leeftijd bereikt.

Deelname is vrijwillig en leidt in beginsel niet tot WW

Werknemers die gebruik maken van de RVU-regeling zullen niet in aanmerking komen voor een WW-uitkering. Er moet dan immers sprake zijn van niet-verwijtbare werkloosheid en beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt. Beide criteria staan op gespannen voet met de vrijstelling. Deelname aan de regeling is vrijwillig en de vervroegde uittreding is bedoeld voor werknemers die niet langer deel kunnen nemen aan het arbeidsproces. Mocht er eventueel toch recht bestaan op een WW-uitkering, dan leidt de RVU-uitkering tot een korting op de WW, dit zijn immers inkomsten in verband met arbeid. Bij een uitkering in één keer leidt dit dan tot een eenmalige korting gedurende één maand. Het kabinet heeft met sociale partners afgesproken dat de RVU-uitkering zoveel mogelijk periodiek uitgekeerd wordt.

Pensioenopbouw tijdens RVU-periode

Na ontslag is voortzetting van de pensioenopbouw mogelijk zolang er een loongerelateerde uitkering, zoals bijvoorbeeld de WW wordt ontvangen. Zoals hiervoor uiteengezet zal de RVU-uitkeringsgenieter geen WW-uitkering ontvangen en bij de wens om pensioenopbouw voort te zetten geen beroep kunnen doen op deze regeling. Wanneer de werkgever de werknemer een brutobedrag meegeeft als compensatie voor de gemiste pensioenopbouw, dan wordt dit beschouwd als RVU-uitkering waardoor de drempel overschreden kan worden. De werkgever kan wel voorafgaand aan de uitdiensttreding, een eenmalige storting in de pensioenregeling van de werknemer doen. Dit kan alleen maar wanneer de werknemer nog ongebruikte fiscale ruimte volgens de handreiking inhaal en inkoop van pensioen heeft. Zonder aanvullende storting mist de deelnemer aan de RVU dus maximaal drie pensioenopbouwjaren.

Toekennen bij parttimers

Het toekennen van een RVU is niet gekoppeld aan de omvang van het dienstverband en ook mogelijk bij een parttime-dienstverband. De RVU kan dan bijvoorbeeld hoger zijn dan het voorheen genoten brutosalaris. Het is zelfs mogelijk om van twee werkgevers een RVU-uitkering te ontvangen zolang beide uitkeringen binnen de normen voor vrijstelling vallen. In de praktijk zien we echter dat de hoogte van de RVU-uitkering gekoppeld is aan de omvang van het dienstverband. Bij het deelnemen vanuit een 60% dienstverband volgt een uitkering ter grootte van 60% van het fiscale maximum.

Pensioenuitvoerder mag de RVU niet uitvoeren

De pensioenuitvoerder (pensioenfonds, verzekeraar of PPI) mag de RVU-regeling niet uitvoeren. De regeling mag wel uitgevoerd worden door een aparte stichting of door de werkgever. In de praktijk zien wij dat brancheorganisaties de RVU-regeling via een stichting uitvoeren, maar vooral dat werkgevers het zelf doen. In dat geval loopt de deelnemer wel het risico van een faillissement van de werkgever in de uitkeringsperiode. In dat geval stopt de RVU-uitkering.

De RVU-uitkering alleen is in veel gevallen niet voldoende

Het modale inkomen in 2025 bedraagt bruto € 46.500. De RVU-uitkering is maximaal € 27.276 per jaar, per saldo 59% van het modale inkomen. Voor (boven)modale inkomens zal dat onvoldoende zijn om de periode tot de AOW-datum financieel te overbruggen. De RVU-uitkering wordt in de praktijk dan aangevuld door bijvoorbeeld het pensioen te vervroegen en soms met het gespaard vermogen. Een alternatief kan dan ook de generatie-regeling of wel de 80-90-100 regeling zijn. Deze regeling houdt in dat er nog maar voor 80% gewerkt wordt, het brutoloon 90% wordt van het oorspronkelijke brutoloon en dat de pensioenopbouw voor 100% voorgezet wordt. De nog niet versleten werknemer blijft hierbij wel deelnemen aan het arbeidsproces maar kan wel minder werken met een geringe inkomensteruggang en volledige pensioenopbouw.

Vervroeging van de pensioeningangsdatum

Het vervroegen van de pensioeningangsdatum kan, ongeacht of de werknemer doorwerkt of niet, tot 10 jaar voor de AOW-leeftijd, dus zeker bij aanvang van de RVU-uitkering. Bovendien kan dan, op grond van de uitzonderingsbepalingen in artikel 18d wet op de Loonbelasting, het pensioen tot aan pensioendatum met een extra tijdelijk AOW-overbruggingspensioen ter grootte van maximaal € 2.273 per maand (bedrag 2025), voor elke maand dat men eerder dan de AOW-leeftijd met pensioen gaat, verhoogd worden. Op deze wijze zal het in veel gevallen mogelijk zijn om gedurende de drie jaren van de RVU-uitkering het inkomen op het niveau van het salaris te handhaven. Dit gaat wel ten koste van de hoogte van de pensioenuitkering vanaf de AOW-leeftijd. In de praktijk zien wij ook wel dat de RVU gebruikt wordt door werknemers die toch al van plan waren om bijvoorbeeld op 65-jarige leeftijd te stoppen met werken. Zo hoeft de pensioenpot dan minder snel aangesproken te worden.

Financiering vereist planning en horizon

De RVU-uitkering biedt een financiering voor een gedeelte van het inkomen bij stoppen met werken voor de AOW-leeftijd. Maar een inkomen van € 27.276 zal voor velen niet voldoende zijn. De aanvullende financiering zal in veel gevallen moeten komen uit de pensioenregeling. Veel werkgevers bieden hun werknemers dan ook voorafgaand aan de deelname aan de RVU, een financieel planningsgesprek aan om te beoordelen of deelname financieel haalbaar is en te adviseren over de meest optimale aanwending van pensioen, lijfrentes en vermogen. Dit is zeker aan te raden, al is het alleen maar om teleurstelling achteraf te voorkomen.

Conclusie

De RVU-vrijstelling voorziet duidelijk in een behoefte getuige de tenminste 15.000 nieuwe deelnemers per jaar. Dit omdat een aantal werknemers nu eenmaal voor het bereiken van de AOW-leeftijd, fysiek of mentaal, uitgewerkt is. De RVU-uitkering sec zal zonder additioneel pensioen of vermogen vaak onvoldoende zijn om de levensstandaard enigszins voor te zetten. Deelname is vrijwillig en definitief, het is daarom van belang dat de werknemer de keuze voor deelname pas maakt nadat hij of zij volledig geïnformeerd is over de financiële gevolgen van deze keuze.

Drs. Kees Beishuizen MFP, pensioenconsultant en financieel planner voor ondernemers.

Bron bijdrage van 15 juli 2025 op accountancyvanmorgen.nl

Download bijlage: deelnemers aan RVU.jpg

Ga terug naar de vorige pagina